Zo’n 63 miljoen jongeren tussen de 12 en 15 jaar oud kunnen niet naar school. Dat staat in een gezamenlijk rapport van het UNESCO Instituut voor Statistiek en UNICEF, dat vandaag publiek wordt tijdens het Education World Forum in Londen. Het rapport heet: Fixing the Broken Promise of Education for All: Findings from the Global Initiative on Out-of-School Children.
Zie voor meer cijfers http://on.unesco.org/oosci-global.
Wereldwijd gaat 1 op de 5 pubers niet naar school, tegen 1 op de 11 leerlingen van basisschoolleeftijd. De kans dat tieners geen onderwijs krijgen is twee keer zo groot als jongere kinderen. Het rapport, gefinancierd door het Global Partnership for Education, laat ook zien dat hoe ouder kinderen worden, hoe groter de kans is dat zij nooit met school beginnen.
In totaal zijn 121 miljoen kinderen en jongeren nooit met school begonnen, of vielen voortijdig uit. Dit ondanks de belofte van de internationale gemeenschap om per 2015 onderwijs voor iedereen te garanderen: Education for All. Sinds 2007 is nauwelijks vooruitgang geboekt om het aantal niet-schoolgaande kinderen te verlagen. Kinderen in conflictgebieden, kinderen die moeten werken en kinderen die worden gediscrimineerd vanwege hun afkomst, geslacht of handicap hebben hier het meeste last van. UNICEF en UNCESCO zijn bezorgd dat eerdere toename van het aantal schoolgaande kinderen terugvalt, wanneer er geen verbetering in beleid en beschikbare fondsen komt.
“Meer leraren, meer klaslokalen en meer schoolboeken zijn niet genoeg om de meest achtergestelde kinderen te bereiken”, zegt Irina Bokova, directeur-generaal van UNESCO. “We moeten ons specifiek richten op gezinnen die door oorlog ontheemd zijn, op meiden die niet naar school mogen, op kinderen met een handicap en op de miljoenen kinderen die gedwongen worden te werken in plaats van naar school te gaan. Dit rapport is een wake-up call: we willen ervoor zorgen dat basisonderwijs voor ieder kind gegarandeerd is.”
Als de huidige trends doorzetten, zullen 25 miljoen kinderen – 15 miljoen meisjes en 10 miljoen jongens – nooit een voet een school binnenzetten.
“Om de belofte van basisonderwijs voor ieder kind te kunnen realiseren, hebben we wereldwijd commitment nodig op drie gebieden: meer kinderen naar de basisschool, meer kinderen – in het bijzonder meisjes – helpen op school te blijven en het niveau van het onderwijs verhogen”, stelt Anthony Lake, directeur van UNICEF Internationaal. “Het succes van ieder kind, en het effect van onze investeringen in onderwijs, hangen van elk van deze factoren af.”
Eritrea en Liberia hebben het hoogste aantal kinderen dat niet naar de basisschool gaat, respectievelijk 66 procent en 59 procent. Voor oudere kinderen is het percentage niet naar school gaande kinderen – in het bijzonder meisjes – in veel landen nog hoger. In Pakistan gaat 58 procent van de tienermeisjes niet naar school, tegen 49 procent van de jongens.
Armoede is de grootste barrière voor onderwijs. In Nigeria gaat twee derde van de kinderen uit de armste gezinnen niet naar school. Bijna 90 procent van hen zullen waarschijnlijk nooit naar school gaan. Daar tegenover staat dat slechts vijf procent van de rijkste kinderen niet naar school gaat; de meeste van hen zullen in de toekomst nog wel starten.
UNESCO en UNICEF geloven dat regeringen zich moeten richten op de meest gemarginaliseerde kinderen, naast het verbeteren van de toegang en de kwaliteit van onderwijs. Om dat te kunnen doen hebben regeringen gerichte informatie nodig waar deze kinderen wonen en welke belemmeringen meespelen. Maar veel van deze kinderen zijn in de huidige datasystemen onzichtbaar. Kinderen met een handicap zijn het slechtst geregistreerd – betrouwbare data bestaan simpelweg niet. Zij worden derhalve vaak niet meegenomen in nationale campagnes om kinderen naar school te krijgen.