Het toenemende aantal alleenreizende en asielzoekende kinderen in Europa, mede veroorzaakt door noodsituaties in de wereld, maakt de kwestie van het terugsturen naar het land van herkomst actueel. Regeringen zullen het terugsturen van kinderen opnieuw agenderen, verwacht UNICEF, terwijl het beleid onvoldoende is om de veiligheid van de kinderen te garanderen. “Werk daarom nu aan kindvriendelijk terugkeerbeleid dat in overeenstemming is met de Rechten van het Kind”, adviseert Jan Murk, kinderrechtenspecialist bij UNICEF Nederland en een van de auteurs van het rapport ‘Children’s Rights in return policy and practice in Europe’, dat op 16 februari wordt gepubliceerd. “Het beleid van de meeste Europese landen schiet tekort, zowel op structurele basis als in het beoordelen van de situatie van individuele kinderen. Dat moet verbeteren.”
De afgelopen paar jaar hebben Europese regeringen samengewerkt om de mogelijkheden te vergroten om asielzoekende kinderen teruggestuurd te krijgen naar hun thuisland. In hun zoektocht naar nieuwe mogelijkheden om kinderen te kunnen terugsturen is geprobeerd institutionele opvangcentra op te zetten voor kinderen die niet naar hun familie kunnen terugkeren. Het UNICEF-rapport ‘Children’s rights in return policy and practice’ betoogt dat het beleid op dit moment de nodige garanties om deze aanpak door te zetten ontbeert. UNICEF maakt zich zorgen over de situatie en over de veiligheid van de alleenreizende kinderen die worden teruggestuurd.
“Het Verdrag van de Rechten van het Kind verplicht ons om de belangen van kinderen zo goed mogelijk mee te nemen in alle grote besluiten”, zegt kinderrechtenspecialist Jan Murk. “Dat geldt in het bijzonder voor besluiten om kinderen terug te laten keren, die immers in een kwetsbare positie verkeren en grote onzekerheid hebben over hun toekomst.”
Aan het begin van 2000 heeft Nederland geëxperimenteerd met institutionele opvang in Angola en in de DR Congo. In de afgelopen jaren hebben Noorwegen, Groot Brittannië, Zweden en Nederland overwogen om ook een opvangfaciliteit in Kaboel op te zetten. “Na een aantal jaar van dit soort investeringen kunnen we concluderen dat het plaatsen van bakstenen voor we zeker weten dat kinderen op een veilige manier kunnen terugkeren met voldoende perspectief, niet succesvol is”, zegt Jan Murk. “De opvanghuizen hebben niet geleid tot meer terugkeer en ook niet tot betere terugkeer. De grote toestroom van asielzoekende kinderen in 2014 zal de vraag om meer terugkeermogelijkheden in de nabije toekomst zeker weer opwerpen. Het is van belang dat, wanneer overgegaan wordt tot nieuwe terugkeerinitiatieven, dit met meer zorg voor de kinderen gebeurt.”
Op dit moment is het in Syrië, Irak, Afghanistan, Eritrea en andere landen waar grote hoeveelheden asielzoekende kinderen vandaan komen niet veilig. Als de veiligheidssituatie de komende jaren verbetert is het de vraag waar deze kinderen het beste hun toekomst kunnen opbouwen, in hun eigen land of in Europa. Europese landen moeten daarom nu beleid bepalen dat overeenkomt met het Verdrag van de Rechten van het Kind en andere internationale verdragen, voor ze opnieuw pogingen doen om alleenreizende kinderen terug te sturen. UNICEF adviseert dat een zorgvuldig onderzochte ‘Best interests determination’ moet worden ingevoerd om de situatie voor elk individueel kind te beoordelen, bij te dragen aan de veiligheid van het kind en hun rechten te waarborgen.
UNICEF adviseert overheden om in het terugkeerbeleid van alleenreizende en gescheiden kinderen: