Rachma: Als zesjarige ben ik naar Nederland gekomen. Ik sprak de taal niet, kende de mensen en de cultuur niet. In de eerste paar maanden was ik altijd binnen te vinden. Ik kwam vrijwel niet buiten. Mijn moeder vond dat ik eens naar buiten moest om te spelen met andere kinderen. Mijn Nederlands was immers al goed genoeg om makkelijke gesprekken te voeren. Maar ik moest daar echt niet aan denken. Ik was liever alleen en dat gaat makkelijk als je enig kind bent. Maar ik moest van mijn moeder, dus ging ik naar buiten. Alleen. Met een bal in mijn handen. Er waren twee meisjes aan het spelen, ze waren ongeveer van mijn leeftijd. Op een afstandje stond ik toe te kijken. Ik was een verlegen, onzekere zesjarige, die niet wist wat ze moest doen of zeggen. De meisjes liepen op me af en begonnen vragen te stellen. ‘Wie ben je? Waar woon je? Hoe oud ben je?’ Ik antwoordde en alles ging goed tot één van hen zei: ‘Dat is een jongensbal. Niet voor meisjes.’ Ik ontkende. Het was gewoon een bal. Voor jongens én voor meisjes. Maar de meisjes bleven maar zeggen dat het een jongensbal was. Toen sloeg één van hen de bal uit mijn handen. Ik raakte hierdoor enorm van slag. Huilend liep ik terug naar huis. Vanaf die eerste ontmoeting had ik nogal een negatief beeld over Nederlanders maar in de loop van de jaren ben ik zelf veranderd. Zo is mijn kijk op Nederlanders ook totaal veranderd. We moeten niet een hele groep de schuld geven van het gedrag van een paar mensen.
Hisham: Ik kan slecht tegen verkeerde vooroordelen. Het kan gebeuren dat je anderen fout beoordeelt of dat je fout wordt beoordeeld. Zoals mensen die fout worden beoordeeld vanwege hun huidskleur of omdat ze een hoofddoek dragen. Zelf heb ik daar helaas ook ervaring mee. Twee jaar geleden was ik in Turkije, op de vlucht naar Nederland. Ik was nog maar zestien jaar. Het was een grijsachtige avond, een uur of negen. De reis vanaf de Syrische grens tot Turkse havenstad Izmir was voor mij al een heel vermoeiend stuk. Samen met mijn vriend zochten we een kamertje in een hotel om een beetje uit te rusten voordat we verder zouden gaan. We zijn die nacht bij meer dan acht hotels geweest. Het meest verrassende was dat zodra de receptioniste er achter kwam dat we uit Syrië kwamen, er opeens geen lege kamers meer waren. Of de prijs werd vier keer zo hoog! Ik heb die nacht door de straten van Turkije gelopen met slechts één vraag in mijn hoofd. Een vraag die ik mezelf nog nooit had gesteld: Is het omdat ik Syrisch ben, dat ik geen geluk heb?
Sinds die nacht denk ik meer na over eerste indrukken van onbekenden. Ik probeer niet te oordelen en als ik dat toch doe, probeer ik mijn oordeel niet te betrekken bij een gesprek. Ik hoop dat iedereen dat kan doen!’