Nog maar twee weken
28 mei 2015 - Gerrit van den BergWelke vader overweegt nu om een kind van 5 alleen naar Europa te laten gaan? Hoe wanhopig moet je dan zijn?
Welke vader overweegt nu om een kind van 5 alleen naar Europa te laten gaan? Hoe wanhopig moet je dan zijn?
De vragen blijven maar door mijn hoofd spoken als ik vertrek bij het geïmproviseerde vluchtelingenkampje in Libanon dat ik voor UNICEF bezoek. Even hiervoor zat ik in de tent bij de familie van de kleine Adbul Hakim Ahmed. Ze leggen geld bij elkaar om hem naar Europa te laten gaan. Daar is wel een toekomst, hopen ze.
Zoals de andere kampjes in Libanon is ook deze zelf door bewoners gebouwd. Provisorisch met wat houten balken en oude zeilen op een stukje land dat ze zelf van een boer huren. Het dunne zeil biedt geen enkele bescherming tegen de brandend hete zomers of de koude Libanese winters. Er wonen ruim 300 mensen en de helft is kind. UNICEF zorgt voor watertanks met schoon water en toiletten. Achter in het gebrekkige kamp is een niet-officieel schooltje van een lokale partnerorganisatie van UNICEF.
De ruim 1,2 miljoen vluchtelingen die dit land met 4,5 miljoen inwoners telt, moeten zelf op zoek naar onderdak. Grote kampen wil de overheid niet bouwen. Velen huren ergens een appartementje, een kelderbox of een schuur met meer families samen. Wie geen geld heeft, eindigt in een zelfgebouwde tent. Hulporganisaties doen wat ze kunnen om deze kampjes leefbaar te maken, maar hebben gebrek aan geld. De situatie van de bewoners is ronduit schrijnend.
Dat geldt ook voor het gezin van Adbul Hakim. Hij zit er wat stilletjes bij terwijl zijn broers en zussen om hem heen rennen. Zijn vader vertelt ondertussen dat hij vastbesloten is. "Hier wonen we al drie jaar, in Syrië had ik een baan en een leven. Mijn dochter is ziek, mijn kinderen kunnen niet naar school. Ik mag niet werken, hier is geen toekomst."
Hij vertelt dat een oom het jongetje in Turkije op een boot kan zetten en een neef aan de andere kant hem kan meenemen naar Europa. De familie heeft al hun geld bij elkaar gelegd om hem te laten gaan. Het klinkt voor mij als minder dan een strohalm, maar vanuit hun wanhoop is het voor dit gezin uitgegroeid tot een uitweg uit hun ellende.
Zijn moeder vertelt dat ze hem eigenlijk al eerder wilden laten gaan, maar er vanaf zagen door het slechte weer op zee. "Maar het weer wordt alleen maar slechter nu de winter nadert. Doe het toch niet," hoor ik mijn collega zeggen. Bovendien, zo vertelt ze: er gaan dingen verbeteren, ook hier in Libanon. Over twee weken begint UNICEF samen met de overheid een officieel lesprogramma voor 200.000 vluchtelingenkinderen. Daarmee is er een diploma mogelijk, een sprankje hoop. "Nog maar twee weken," dringt mijn collega aan, "twee weken en dan kan Abdul Hakim naar school."
Vele andere inwoners van het kamp peinzen er niet over om te vertrekken. Ze willen terug naar Syrië of toch proberen te overleven in Libanon. Deze ouders geloven er niet meer in, hun blik is gericht op Europa. Ik denk aan mijn eigen dochter die over een week vier wordt. Onvoorstelbaar om je eigen kind op een bootje te zetten als uitweg uit de ellende. Hoe wanhopig moet je dan zijn!
Het verhaal van deze kleine jongen laat me niet meer los als we uit het kampje vertrekken. UNICEF doet alles om enige hoop te bieden, maar komt geld tekort. Gisteren hoorde ik van mijn lokale collega's dat alleen al in Libanon bijna 300 miljoen dollar nodig is om in 2015 hulp te bieden en dat minder dan de helft binnen is. Die cijfers waren toen abstract, maar de gevolgen van dit gebrek aan geld worden voor mij concreet in het treurige gezicht van Abdul Hakim.